maandag 1 februari 2016

Snotteren en rochelen

Ik ben een klungel. Ik houd mijn schema van deadlines maar twee weken vol. Dit is de vierde column en ik ben weer te laat. Maar het geeft me wel iets om over te praten, iets anders dan ik aanvankelijk wilde. Ik ben namelijk ziek.

Ja, dat lees je goed, ik ben ziek. Mijn ijzeren gestel is geveld, mijn lichaam geinfecteerd met een of andere genetische virale mutatie. Mijn keel is opgezet, dikker dan de gezichtsblubber van Ivo Opstelten, en bij de meest gewone acties (denk, niezen, hoesten, praten, ademen) schuurt mijn strottenhoofd tegen mijn slokdarm als ware het een dope mocro in de disco met zijn ho's.Om het af te maken druipt er consistent een stroompje slijm uit mijn neus, dat alleen weggaat door woest te snuiven, wat mijn keel weer agiteert. Dus ja, het loopt niet zo lekker in mijn lijf.

Nou moet je weten, ik ben nooit ziek. Niet vaak in ieder geval. Ik heb wel eens last van een verkoudheidje hier, een loopneusje daar en kleine dingetjes, maar niks wat mij belemmert in het doen van mijn dagelijkse routine. De keren dat ik daadwerkelijk doodziek plat op bed heb gelegen kan ik op mijn twee handen tellen. Ik haat dat. Ik haat het om te moeten liggen, met een emmer naast mijn kussen, zonder pijn te lijden als ik naar de wc moet, met een kloppende hoofdpijn alsof je onderdeel bent van een sadistisch spelletje Hamertje Tik.

Ik heb het geluk om nooit in een ziekenhuis te hoeven liggen, behalve toen ik mijn pols brak. Ik drink bijna elke ochtend melk of een andere vorm van zuivel, ik eet veel groente, vitamines en gezonde stoffen, en als het te veel wordt neem ik een paracetamolletje. Mijn lichaam is van staal en titanium, anderen worden ziek, ik niet. Als Vera ziek is, zorg ik voor haar, maar andersom kan het gewoon niet. Ziek zijn is zwakte, IK BEN NIET ZWAK. Ik werk nog met koorts en hoofdpijn. Ik heb ooit een concert bezocht door me helemaal vol te proppen met aspirine en een hele avond op appelsap te leven. Ik bel werk nog niet af voor een griep. En nu zit ik aan mijn bureau met een sjaal en een trui aan, melk te drinken. Ik ben niet naar school gegaan. Oftewel: zwak.

Ik heb nu voornamelijk keelpijn. Als er iets is dat ik haat, is het keelpijn. Hoofdpijn laat me tenminste fatsoenlijk eten. Keelpijn is een stekend insect met haat. Ik sta strak van de melk met honing, en dat helpt alleen tijdelijk. Op het moment kan ik praten en slikken zonder helse pijn te lijden, maar geef het een half uur en dan is het schuurpapier weer terug. Vrijwel al mijn huisgenoten zitten op het moment te snotteren, hoesten, rochelen en gorgelen. Ik ga er later wel op uit om mijn ziektebron te vinden. En dan hoest ik op hem/haar. Heel hard. Niet te hard. Auw.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten